Arts in Afrika, 21 augustus 2019
Wij westerlingen hebben niet het recht om zomaar aan de slag te gaan in Afrika, dat wordt weleens vergeten. We moeten als westerse arts in een Afrikaans land gewoon net als ieder ander een verblijfsvergunning en werkvergunning hebben, en ingeschreven staan in het landelijke artsenregister. Wie elders aan de slag wil, kan voorbereidende trainingen volgen, waarin naast land gebonden en vakgerichte informatie aandacht zal worden besteed aan statistische gegevens over expats in het algemeen, zoals verkeersongevallen als grootste risico, de eigen gezondheid en de behoefte aan seksueel contact. Maar er is meer te ontdekken.
Om meer over de lokale bevolking te kunnen leren, heb ik in Burundi lange tijd dagelijks na het werk samen met de werkeloze, in de Engelse taal afgestudeerde jongeman E., klusjes in mijn huisje gedaan. Hier betaalde ik hem uiteraard voor. E. wist tot mijn verbazing weinig en van Engelse woorden kende hij wel de vertaling, maar niet de inhoudelijke betekenis. ‘Waarom heb jij die luie jongen met die bril ’s middags in huis?’, vroeg mijn Burundese buurvrouw honend. In mijn beleving was E. niet lui, maar wist hij gewoon niet hoe hij een spijker in de muur moest slaan. Dat kan ik wel zelf, maar het is geruststellend als er iemand in de buurt is voor het geval ik van een stoel of ladder val als die spijker erg hoog moet, dus ik zette onze samenwerking voort met de gedachte dat we misschien toch iets van elkaar konden leren. Uiteindelijk moest ik toegeven dat zijn aanwezigheid mij veel tijd kostte en weinig opleverde. Het was triest om te merken dat iemand met een bewezen universitaire opleiding niets wist over een wijk in Bujumbura die 500 meter verderop lag en ik hem moest uitleggen hoe daar te komen en wat er te doen was. Als ik dit zo neerschrijf, zou je kunnen denken dat ik redeneer vanuit een soort koloniale visie, dat ik alles beter denk te weten. Ik durf te zeggen dat dit niet zo is.
E. was van het binnenland naar de universiteit in Bujumbura gekomen met door zijn familie bij elkaar gespaard geld. Wanneer een familie dit voor elkaar krijgt, is het meestal maar voor één gezinslid, waarbij geen verschil wordt gemaakt tussen jongens en meisjes. E. was op de universiteitscampus gaan wonen, waar hij kon eten en slapen. Hij studeerde en deed verder geen levenservaring op. Toen duidelijk werd dat hij een (heel) kleine beurs kon krijgen als hij zelfstandig zou gaan wonen, zond de familie ook een neefje naar de stad, waar E. voor moest zorgen. Op enig moment werden de universiteiten een jaar gesloten na algemene demonstraties om hogere beurzen te eisen; Burundi is nu eenmaal Nederland niet. Studenten, ook E. die niet had gedemonstreerd, en docenten hadden in dat jaar geen inkomsten. Het neefje begon een straathandeltje om E. en zichzelf in leven te houden. Toen de colleges werden hervat, maakte E. zijn studie af. Daarna had E. geen baan, geen beurs en nog steeds de twee linkerhanden waarmee hij was geboren. Als E. bij mij was, was of zijn bril stuk, of zijn telefoon gestolen, of had hij niets gegeten, of vroeg hij of ik een echte baan voor hem kon vinden. Voorstellen die ik deed om te solliciteren volgde hij niet op.
Hoe anders was het toen ik in zee ging met S., een struise weduwe die als docent op een lyceum werkte voor een hongerloontje en me was aanbevolen als lerares Kirundi. S. was zelfredzaam, kon problemen overzien, wist overal de weg, stapte overal op af en bleef met haar 56 jaar studeren terwijl ze voor drie kinderen zorgde. S. leerde mij het Kirundi, heel methodisch en gestructureerd, en bracht me veel wijsheid over het land bij. S. is actief lid van een vrouwenbeweging, wat haar goede contacten oplevert. Zij heeft levenservaring en benut kansen. Zij kan net als E. geen spijkers in een muur slaan, maar dat is niet belangrijk. Het grootste verschil tussen E. en S. is dat E. zich afhankelijk opstelt en S. de leiding neemt.
Een westerse arts in Afrika hoort nogal eens onterechte vooroordelen van andere westerlingen, zoals dat met het medische werk water naar de zee wordt gedragen. In interviews krijg ik hier steevast vragen over. Ik kan er kort over zijn: elke geholpen patiënt is er één en nog belangrijker is om mensen lokaal op te leiden en kennis duurzaam te verbreden. Ook gedachten over gebrekkige intelligentie van Afrikanen komen vaak naar voren, maar zij zijn niet dom en de meesten kunnen heel goed spijkers in muren slaan, nieuwe leerstof opnemen en hun leven vormgeven, al bestaat er voor uitzonderingen zoals E. geen vangnet. Verder treft mij het soms ongenuanceerde hiërarchische denken van westerlingen, alsof de kolonisatie nog niet is afgelopen. Als voorbeeld van deze ‘white man’s burden’ geef ik een ervaring in Malawi, waar ik vanuit een buitenlandse organisatie medische studenten heb opgeleid aan de door westerlingen geleide psychiatrische faculteit van Blantyre. De Angelsaksische diagnostiek week iets af van de Nederlandse, maar dat is een kwestie van jezelf even bijscholen. Het curriculum zat goed in elkaar; het was alleen veel te vroeg in de studie geplaatst. Pas vier jaar later konden de studenten een richting kiezen en waren dan veel meer gericht op doe- dan op denkvakken. Engelse collega’s gingen er steevast vanuit dat de studenten geen eigen denkvermogen hadden en toonden onbegrip over de leefwijze in Malawi. Een van hen eiste dat zijn maaltijden hem werden bezorgd en vond het te veel werk om naar het ziekenhuis in Zomba te reizen. Ik reed in een Barbie-jeepje - even wennen aan links rijden - dagelijks van universiteit naar ziekenhuis, waar patiënten tegen hun wil met elektroshocks bleken te worden behandeld, terwijl er twintig man naar het spektakel stond te kijken. Daar kwam geen arts aan te pas, maar de faculteit greep hier niet op in. Elektroshocks zijn toch echt vanuit het Westen naar Malawi gekomen en vormen geen onderdeel van een te respecteren culturele traditie. De studenten bewezen dat zij leerbaar waren. Zij gingen interessante discussies aan, die door de faculteit niet werden gewaardeerd. Examenpapieren waaiden weg onder het controleren, waarna er door de westerse specialisten cijfers werden uitgedeeld zonder te weten of de naam van de kandidaat bij het examen hoorde. Dit helpt een land niet op weg. Ik heb er wel van geleerd. Werken als arts in Afrika vraagt om dezelfde management-insteek als in Nederland: doe de goede dingen en doe die dingen goed. Alleen zo kan je kansen creëren voor mensen die daar om welke reden ook van verstoken zijn geweest.
Een westerse arts moet heel wat overdenken, voor te besluiten daadwerkelijk in Afrika aan het werk te gaan. Af en toe krijg ik een Nederlands verzoek om een stage of ANIOS-positie in de Burundese psychiatrie tot stand te brengen, zonder dat de aanvrager heeft nagedacht over de situatie. Het eerste in het oog springende probleem is de taal. In Burundi spreekt men Kirundi en Frans. Deze laatste taal is een groot deel van de patiënten - vaak ongeletterd - niet machtig. Medische dossiers worden in het Frans bijgehouden. Om in Burundi te kunnen werken moet een arts dus op zijn minst vloeiend Frans spreken en schrijven. De gedachte dat er voor stageprojecten wel een verpleegkundige als tolk kan worden ingezet, hoor ik vaak, maar is niet juist. Er zijn al zo weinig handen aan het bed. Je kunt niet zomaar een fulltime verpleegkundige opeisen als jouw tolk/begeleider om je eigen ‘belangrijke werk’ te kunnen doen. Ook benoem ik altijd het bestaan van cultuurverschillen - al liggen die voor de hand - die interessant zijn, maar ook kunnen leiden tot teleurstellingen voor de beginnende arts. Ik wil bij elk verzoek graag weten waarom iemand in de Burundese psychiatrie wil werken, omdat dit iets zegt over mogelijk wederzijds nut, zoals ingebed (!) onderzoek, directe patiëntenzorg of onderwijs. Wanneer je geen Frans spreekt, zijn er actuele mogelijkheden in Engelstalige landen, maar denk er eerst over na. Overal zullen koloniaal denken, vooroordelen en twijfel over het nut in de specifieke setting bewust te overwinnen aspecten vormen. Het nut is er zeker en dat maken we samen met lokale collega’s, door de goede dingen goed te doen.
- Amy Besamusca-Ekelschot