Niet altijd een succes, 6 maart 2019
‘Mwaramutse muganga! Urakomeye?,’ riep de man mij toe vanaf de andere kant van het die dag gortdroge zandpad. Hij liep me tegemoet en gaf me vriendelijk een hand. Ik kende hem niet. ‘Ndakomeye. Nawe?’, antwoordde ik. (Goedemorgen dokter. Hoe gaat het met u? Met mij gaat het goed. En met u?) Met hem ging het ook goed, zei hij. Wat een gewone begroeting leek, bleek al snel een onverwacht consult.
Ik was deze dag na het werk met een bekende meegereden om wat inkopen in de stad te doen. Op de terugweg was ik op zijn Nederlands uitgestapt voordat ik thuis was en had ik de laatste tien minuten gelopen, zodat hij niet hoefde om te rijden. Dat vinden Burundezen maar gek. De enkeling met een auto neemt altijd veel passagiers mee, heel aardig, en zet iedereen altijd weer voor de deur af. Maar ik kwam dus aangelopen bij mijn huisje en de man had me gezocht. Hij was gestuurd door een van de artsen uit het ziekenhuis. Terwijl ik zand uit mijn sandalen haalde en de man het zweet van zijn gezicht veegde, legde hij me in de brandende zon uit waarom hij me zocht. Hij was de buurman van een familie met een probleem en was met ze naar het ziekenhuis gegaan om te helpen. Zo zijn Burundezen. Ik zette mijn boodschappen thuis neer en ging met de man naar het ziekenhuis. Daar zat dokter F met een luxe geklede Congolees-Amerikaanse moeder die geen Kirundi en ook geen Frans sprak. En met een heel geagiteerde dertienjarige dochter G met overgewicht. De moeder had ook nog een zoontje van een jaar of zeven bij zich, dat weliswaar in de vreemde situatie wat angstig oogde, maar er gezond uitzag, rap Amerikaans sprak en later op zijn telefoon rustig spelletjes speelde. In de hoek van de spreekkamer zat een oude Congolese vrouw in een schamele vale pagne op de betonnen vloer. Dat was haar de oma van G. Oma zei niets en deed niets. Ze zat.
De moeder woonde in Arkansas in de VS en was met haar kinderen op bezoek bij haar moeder, die van Congo naar Burundi was verhuisd of gevlucht en in een Swahili sprekend gedeelte van het land woonde. Dokter F had mij laten halen om twee redenen: ik spreek Engels én hij vermoedde dat de moeder G wilde achterlaten in het ziekenhuis om zelf weer naar de VS terug te gaan. G had in de VS volgens de moeder de diagnose autisme gekregen maar was in Burundi agressief geworden, vertelde de moeder. En inderdaad, dat was goed te merken. Ze was moeilijk in bedwang te houden en heel sterk. Uit de anamnese werd duidelijk dat G nooit in staat was geweest om onderwijs te volgen en dat ze op een dagverblijf voor gehandicapten ook nauwelijks meekwam. Agressief gedrag had ze de laatste tijd al vaker gehad en daarom had ze in Arkansas medicijnen gekregen, maar daarvan had de moeder slechts voor vier dagen meegenomen. Je komt wel meer rare dingen tegen hier, ook met expats of reizigers uit Europa die al meermaals zijn opgehaald door AMREF Flying Doctors en ik begrijp niet dat hun zorgverzekeringen dat alles maar blijven betalen. Na driemaal manisch te decompenseren in het buitenland toch weer op reis gaan zonder assistentie is niet handig. In zo’n geval ga ik dan maar naar een ambassade om repatriëring te regelen. Afin, terug naar G.
Bij onderzoek en op basis van verdere anamnestische gegevens constateerden we dat G vooral een ernstige verstandelijke beperking had. Terwijl ze de kleren van haar moeder kapot trok en de haren van anderen niet meer losliet, vroeg ik me af wat hormoonveranderingen misschien deden met dit meisje dat helemaal niets begreep. De moeder wilde G inderdaad laten opnemen, maar daar ging ik gelet op de waarschuwing van dokter F niet in mee. Dus ik zorgde dat ze kalmerende medicatie kreeg en regelde (per telefoon en met brief) een direct contact met SOS International in de hoofdstad Bujumbura, die de moeder kon helpen bij terugkeer naar huis. Het meisje kalmeerde snel van de medicatie. We spraken ook een vervolgconsult af, want wie weet kon ze niet meteen vertrekken en was er extra hulp nodig. De moeder kwam voor deze afspraak met het hele stel weer naar de polikliniek. Ik noteer altijd telefoonnummers, indien beschikbaar, om bij no-show te kunnen bellen, maar ze kwam uit zichzelf. Ze waren niet naar SOS International gegaan en ze wilde G toch laten opnemen, want zij was weer agressief. Maar weer had de moeder de medicijnen niet gegeven, omdat ze dat zo slecht vond voor een kind. Ik perste elke druppel geduld uit me en legde de moeder uit wat een opname in een vreemde setting met dit meisje zou doen en dat de beste plek thuis in Arkansas was. Mét medicatie én de hulp van SOS International zou het kunnen lukken om daarheen te gaan. Na een paar dagen hoorden we dat de moeder naar de VS was gevlogen en de beide(!) kinderen in Burundi had achtergelaten bij haar moeder, die de taal van de kinderen niet sprak. Erger nog, niemand wist waar ze waren gebleven. Voor het jongetje geen Amerikaanse school en elektronisch speelgoed meer en voor de arme G geen herkenbaar contact. Los dat maar eens op. De buurman, die ik later nog eens sprak, begreep het ook niet. ‘De moeder had geld genoeg,’ zei hij, ‘en ze reed in een grote auto en ze had een goede baan. Maar ze was moe en overbelast.’ Terwijl hij verdrietig zijn schouders ophaalde, nam hij afscheid: ‘Umugoroba muganga. Dutahe.’ (Fijne avond dokter. Ik ga naar huis.) Ik werd er triest van. Ik weet niet hoe dit juridisch zit, maar ik dacht aan kindersmokkel de verkeerde kant op. Nog altijd vraag ik me af of ik meer aandacht aan de moeder had kunnen besteden en dit had kunnen voorkomen.
Hoe anders was het een paar maanden eerder, toen ik een meisje van twaalf jaar kreeg doorverwezen vanuit het algemene ziekenhuis. S, zo heette ze, had een psychiatrische stoornis, was de moeder verteld en het stond ook op de verwijsbrief. Ze sprak nauwelijks, maar begreep wel alles via gebaren en kon ook een klein beetje schrijven. S was gewoon 100% doof, niet moeilijk om vast te stellen. Om zulke dingen kan ik wel verbaasd zijn om niet te zeggen boos worden. Al twaalf jaar had niemand hier iets aan gedaan. We hebben S na enige tijd kunnen plaatsen op een van de dovenscholen. Zij krijgt een betere toekomst.
- Amy Besamusca – Ekelschot