Cultuurshock, 16 oktober 2019
Ik zit met een moreel dilemma. Ik las een boek van een student uit Wageningen, die voor een stage naar West-Afrika ging. Hoewel het boek werd gepresenteerd als reisverhaal, beschreef de student zijn eigen cultuurshock en eindigde met aanbevelingen om studenten beter voor te bereiden op een stage in een andere cultuur. Hij wist als student internationale landbouw, met belangstelling voor andere landen, niet welke criteria hij moest aanleggen om de mensen in zijn armoedige Afrikaanse gastland aardig te vinden en hun cultuur op waarde te schatten. Wat hij beschreef is vergelijkbaar met wat expats vanuit de hele wereld ervaren in een rijk land als Nederland. Bij het fenomeen cultuurshock komt steeds onder andere naar voren dat het individu in een gastland niet weet wie te vertrouwen is, reacties van mensen uit de nieuwe omgeving niet kan voorspellen en zich vaak beledigd voelt (door iets dat niet is bedoeld als belediging: micro-insults). De expats in Nederland waar ik vroeger mee werkte, waren vooral mensen uit ontwikkelde landen, die in dienst waren bij grote internationale bedrijven en vaak vooraf een bedrijfscursus hadden kunnen volgen over het functioneren in Nederland. Altijd zagen zij hun verhuizing als tijdelijk, of het nu voor een jaar, twee jaar of tien jaar was. Maar het percentage expats dat als gevolg van problemen - zoals cultuurshock-ervaringen - versneld een nieuwe omgeving verlaat, is wereldwijd erg hoog en wordt ingecalculeerd in het internationale bedrijfsrisico. De student uit het boek had een stage van zes maanden te volbrengen en beschreef dat enkele medestudenten al eerder teruggingen, omdat het leven in Afrika te zwaar was. Hij beschreef ook de eigen Nederlandse arrogantie en hypocrisie in zijn kritiek op de Afrikaanse omgeving en was zich bewust van een zekere minachting die hij voelde tegenover zijn Afrikaanse omgeving. Ditzelfde heb ik gezien bij de expats in Nederland.
Nu zoek ik een verklaring voor de verschillen die ik vaststel tussen deze expats en de student aan de ene kant en vluchtelingen die naar Nederland zijn gekomen aan de andere kant. De vluchtelingen zijn in eerste instantie verbaasd, net als de expats, maar na verloop van tijd weten zij wie ze kunnen vertrouwen, althans de meesten. Dat is bij de expats en de student anders. Kan het zijn dat de vluchtelingen eraan zijn gewend dat ze niet weten wie er te vertrouwen is en daardoor sneller aanpassen? Dat hun verbazing geen angst met zich meebrengt zodat ze hun nieuwe bestaan efficiënter opbouwen? Kan het zijn dat ze positief zijn ingesteld omdat ze in een wereld terecht zijn gekomen waarin ze vooruitgang zien en dus hoop voor zichzelf? Is de vrije cultuur in Nederland een bescherming of juist een te overwinnen bedreiging voor beide groepen nieuwkomers? Is het voor een expat uit Australië, Canada, de VS of Frankrijk de relatief vrije of onordelijke setting in Nederland die het hem/haar moeilijk maakt, of is het toch alleen het onbekende dat de cultuurshock veroorzaakt?
Een bekend begrippenkader over ‘culturele dimensies’ komt van Geert Hofstede. Hij benadert cultuur als eerder een bron van conflict dan van synergie. Dat benut hij vervolgens wel om cultuurverschillen te overbruggen en interacties efficiënter te maken. Hij bekijkt hoe hiërarchisch een samenleving is (in West-Europa benoemt hij weinig machtsafstand); of er veel individualisme is (benoemd als minder eerlijk) of juist groepscohesie (met cliëntelisme, ofwel ‘voor wat hoort wat’); specifieke mannen- en vrouwenrollen of meer gelijkheid; of mensen onzekerheden liefst vermijden (via regels en orde); en of mensen zich op lange termijneffecten richten of juist niet. De indeling in cultuurtyperingen van Hofstede is zowel briljant als aanvechtbaar genoemd. Ik mis er bv. de rol van godsdienst, natuurrisico’s en economie in. Toch vermeld ik deze bekende indeling hier omdat het een inkijk geeft in de veelheid aan aspecten die een rol kunnen spelen bij (moeite met of mislukken van) aanpassen. Het gaat dus niet alleen om aanpassen in een arme of juist rijke (en ontwikkelde) omgeving. Maar waarom kunnen veel vluchtelingen zich dan wel snel aanpassen? Zij zeggen wel altijd dat zij hun land, cultuur en familie missen, maar zijn gemiddeld sneller gewend aan het nieuwe land en de gebruiken, óf zij storen zich er niet aan dat zij andere gewoontes hebben dan de beambte, de dokter en de buurman. Komt dat doordat er ter plekke opvangsystemen en integratieprogramma’s voor vluchtelingen zijn? Komt dat doordat zij een onveilige situatie konden ontvluchten en zich in de nieuwe omgeving eindelijk veilig kunnen voelen? Of ligt er een oorzaak voor de grotere vatbaarheid voor cultuurshock besloten in de persoonlijkheid van de Westerlingen die vrijwillig in een ander land gaan werken of stage lopen? Een aanwijzing voor dit laatste kan zijn dat expats die voor hun uitzending hulp kregen bij psychische problemen (of moesten aanpassen aan psychische problemen van hun partner of familie), meer inzicht hebben opgedaan in hun persoonlijk functioneren en gemiddeld minder last krijgen van cultuurshock. (Volledigheidshalve: natuurlijk zijn er uitzonderingen op de gemiddelde aanpassingservaringen die ik beschrijf.)
Het dilemma waar ik mee worstel is dat een verhuizing naar een samenleving met meer vrijheid makkelijker lijkt dan naar een gelijke of minder vrije setting. En waarom zie ik een moreel aspect aan dit dilemma? Dat komt omdat er steeds opnieuw studenten naar Afrika gaan, die steeds opnieuw met dezelfde problemen worstelen, terwijl de Afrikaanse samenleving daar weinig mee opschiet. Dat een internationaal bedrijf het hoge risicopercentage van mislukking van expats in de begroting opneemt is tot daar aan toe en een eigen verantwoordelijkheid, maar de Afrikanen in de dorpen waar westerse studenten neerstrijken hebben er niets aan dat zij steeds worden geconfronteerd met nieuwe arrogantie en minachting. Waarom worden er keer op keer westerse stagiaires naar Afrika uitgezonden? Hoeveel westerse studenten in ontwikkelingseconomie, internationale handel, landbouw en gezondheidswetenschappen komen uiteindelijk definitief in Afrika terecht? Waarom worden Afrikanen niet ook opgeleid in de internationale landbouw? Kennis is macht. Waarom zijn Aziaten wel welkom op westerse universiteiten? Waarom helpen Aziatische landen in Afrika wel met echte experts en laten zij Afrikaanse studenten wel toe aan hun universiteiten om het werk later in eigen land voort te zetten? Het antwoord ligt ongetwijfeld in geopolitieke strategieën. Jammer toch dat besluiten nooit worden genomen met het oog op de positie van de nog steeds kansloze Afrikanen.
Wat mezelf betreft: Ik heb ook last gehad van die cultuurshock, lees maar in ‘Wij zijn allemaal nomaden’. Maar cultuurshock neemt af naarmate men vaker terugkeert en na 12 jaar op en neer reizen zeg ik alleen nog de schrijver V.S. Naipaul na, maar dan over de terugkeer naar Nederland: Het vliegtuig gaat sneller dan je hart. Het valt dus wel mee.
Wie belangstelling heeft voor literatuur over cultuurshock, kan een mail sturen aan info@kenniszondergrenzen.nl. Informatie zal dan worden toegestuurd.
Bij een uiteindelijke terugkeer in het vaderland wordt ook wel een omgekeerde cultuurshock beschreven, wat wel wordt uitgelegd als ‘net geen PTSS’. Uitingen hiervan kunnen zijn dat het individu baalt van veranderingen in het eigen vaderland, de sfeer in het verlaten gastland mist of obsessief bezig is met bv. de armoede in het gastland dat hij/zij heeft verlaten.
- Amy Besamusca–Ekelschot