Een dag naar Muyinga, 10 april 2019
Deze keer eens een niet vakgericht verhaal.
In december 2018 beleefde ik een echte Burundese weekenddag. Op vrijdag had ik gehoord dat J zaterdag op familiebezoek naar de provincie Mwaro zou gaan. Ik vroeg of ik mee kon rijden, want ik wist niet zoveel van deze provincie. Op zaterdag om 6 uur kwam het telefoontje dat ik welkom was. We zouden om 8 uur vertrekken. Om kwart voor 9 kwam de auto, best snel. We gingen de halve stad door om de broer van J op te halen. Beide broers in een keurig pak. Daarna naar de markt, waar vier bloemstukken werden besteld en ter plekke opgemaakt, een luxe. Ik was er inmiddels achter dat het familiebezoek een herdenking was voor J’s moeder, 10 jaar na haar overlijden, en ik begreep dat ik verder weinig van de provincie zou gaan zien. De bloemstukken werden traag maar zorgvuldig opgemaakt, ingepakt en achterin de auto geladen. Er werd mobiel gebeld door een neef, die wilde meerijden. We waren nog net de stad niet uit en wachtten op de neef. Die had zo hard gehold dat het wel leek of ik naast een kachel zat, toen hij was ingestapt. Na nog drie onduidelijke stops om kwart over 10 eindelijk de stad uit. De bergroute is steil, met aanvankelijk goed - door Japan betaald - asfalt, daarna vol kuilen en gaten, en tenslotte onverhard. Je ziet mensen lopen, heel veel mensen, met enorme pakketten op hun hoofd. Blootsvoets, vuile kleren, geitenhoeders, maar ook mensen in mooie kleren omdat er in het weekend altijd feesten zijn rond rouw en trouw. Er zijn jonge mannen met overvol beladen fietsen, maar het zijn er niet veel. Ze duwen de fietsen de steilte op, of ze sjezen met gevaar voor hun leven omlaag, want remmen kan niet. En dat alles zonder schoenen.
In dorpen waar markten zijn zie je duizenden mensen. Ze hebben een vriendelijk gezicht en lachen met elkaar. Wat je niet ziet weet je niet. Telkens worden er handen geschud. De enkele auto die langskomt toetert hard, want auto’s hebben altijd voorrang, ook als het er maar 5 per uur zijn, en duwen mensen en geiten van de weg. Bij enkele militaire roadblocks werden we aangehouden, maar de chauffeur zorgde op zijn Burundees met een vriendelijke lach dat we weer snel verder konden. Voor een bocht lagen wat bladertakken, dit is een alternatief voor een gevarendriehoek, en inderdaad stond er na de bocht een vrachtwagen vol bierkratten met pech, midden op de weg, we konden er nog maar net langs. Na de aanduiding voor een hotel restaurant ‘na 700m’ was er geen etablissement te ontdekken. Maar het uitzicht op de heuvels is fabelachtig met alle rode en groene landbouwveldjes, bananenbomen, weggetjes en huisjes.
Op het land werken mensen met gekromde ruggen, elke dag. Inmiddels was het gaan regenen, te verwachten in de regentijd, en het werd alsmaar kouder hoe hoger we kwamen, ook in de auto. Maar als je kijkt naar al die armoedige kinderen en volwassenen zonder jas, die op hun blote voeten door de modder lopen, schaam je je voor je eigen kippenvel. De chauffeur had een verkeersheuvel, die hier ezelsrug (dos d’âne) heet, over het hoofd gezien en we schoten een halve meter omhoog. Toen ik omkeek zag ik dat de reserveband boven op de bloemen was beland. Eindelijk bovenop de hoogvlakte heb je een sprookjesachtig uitzicht, een oneindige hoeveelheid bergen en dalen waar je overheen kunt kijken, zo het heelal in. Ineens was er weer asfalt en, haha, vier zebrapaden. Om half 12 kwamen we aan bij het dorp van J’s familie. We reden een steil mini-pad op naar het kerkhof, waar je zelfs met een mountainbike nog niet op had gedurfd, maar ik kende de chauffeur goed en vertrouwde op hem, anders was ik wel uitgestapt. En toch… kwamen we vast te zitten, maar we gleden gelukkig niet naar beneden. Met vereende krachten werd de auto in de regen los geduwd. Uiteindelijk werd het graf bezocht en werden de geblutste bloemen neergelegd, netjes in het cellofaan want dat is de gewoonte. De ceremonie duurde nog geen 3 minuten. Toen naar het huis van de familie, waarbij een man meeliftte die doorweekt was van het lopen. Ik had hem het liefste omarmd om hem te verwarmen, zo zat hij te rillen, maar dat kan natuurlijk niet.
In het huis werd aan familie en buren direct traditioneel de sorghum gepresenteerd, verwerkt tot een flauw bitterig lauw goedje; bier dat je met een natuurlijke riet met zijn allen uit één grote schaal drinkt. Het riet verstopt regelmatig en daarbij maakt iedereen smerige geluiden. Niet te doen. Er waren zes stoelen en verder zaten de mensen op de grond op een mat aan de bakken met sorgum te lurken. In zulke situaties zijn er meestal geen stoelen en geen mat. Ik kreeg een stoel. Gelukkig was er ook bier, maar dat ik een Fanta vroeg viel wel op (het was nog niet eens 12 uur). We communiceerden in een mengelmoes van Frans en Kirundi over koetjes en kalfjes en de stemming werd al snel heel gezellig. Als je net een boek hebt geschreven waar dergelijke bijeenkomsten in voorkomen, is het wel leuk om het weer eens mee te maken. Het ging zo de nodige tijd door, waarbij het geleidelijk aan de taak van mij als witte mevrouw werd om foto’s te maken. Ook goed. Vooral de herder van de familie, die merkbaar aan het bier had gezeten, liet zien dat hij graag op de foto wilde, maar anderen wilden zeker ook worden geportretteerd.
Toen we om 3 uur in de middag weggingen, na veel handgeschut en vriendelijke woorden, was het droog. Op de terugweg werden langs de weg aardappels gekocht, honderden kilo’s, ik overdrijf niet, want die zijn hier goedkoper en J had bestellingen opgedragen gekregen. Ook werden bananen gekocht en zo nog een en ander. Bij elke potentiële aankoop schudt iedereen ieders hand en wordt er gekeuveld over van alles. De kapotte vrachtwagen stond er nog steeds. Verder rijdend en nog enkele roadblocks later kwamen het panorama van het Meer van Tanganyika en de hoofdstad Bujumbura weer in beeld. De neef stapte aan de rand van Bujumbura uit en een militair die vlakbij stond vond dat een mooie aanleiding om een lift naar het centrum op te eisen. Hij was ongewapend, anders had ik geprotesteerd, en mijn ervaring is dat dat wordt gerespecteerd. Aan wapens raak je hier wel gewend, maar in de auto moet je dat echt weigeren.
Nadat de militair was afgezet stelde J voor een brochette te gaan eten, wat geen slechte gedachte was omstreeks half 6. Het betekent eigenlijk (weer) bier drinken, met iets te eten erbij. J nam ons mee naar zijn stamkroeg in de buitenlucht, die helaas zo smerig was en zo vol vliegen zat dat je niet wist hoe je je glas of het flesje aan je mond kreeg zonder een vlieg te drinken. J en zijn broer zaten er in inmiddels totaal verkreukelde klamme kostuums. Er kwam een dame in sportkleding binnen, die lokaal bekend stond als journaliste van de BBC. Na enig praten bleek dat ze wel eens een artikel had geschreven, ja. Het bier ging er goed in bij de dame. De brochettes bleken te bestaan uit runderlever en -hart, wat voor mij als flexitariër niet de eerste keus is, maar de gebakken bananen en rauwe uien erbij waren wel lekker. Daarna bezorgden we de aardappelen bij de verschillende adressen en tegen 7 uur werd ik voor de deur thuis afgezet. Ik heb een topdag gehad.
En toch is er iets medisch aan dit verhaal. Grote hoeveelheden alcohol zijn slecht voor een lichaam. Alcoholisme is een ziekte. Wanneer ik hier met leerlingen over praat in lessen over verslaving, een van de hoofdstukken van de WHO-trainingsmethode mhGAP die we hier geven, weten ze niet hoe ze moeten kijken. Heineken is naar verluidt de grootste werkgever van dit land. Als de brouwerij niet meer genoeg zou verkopen, verliezen veel mensen hun baan.
- Amy Besamusca – Ekelschot