Hechting, 24 oktober 2019
Ik schreef al eerder over het leven van expats. Zij kunnen los van problemen met aanpassing aan de cultuur in het gastland, ook tal van andere problemen hebben die om aandacht vragen. Al realiseer ik me drommels goed dat zij niet gedwongen zijn geweest om voor geweld te vluchten, hun situatie kan complex zijn. Omdat onze culturen vaak dicht bij elkaar liggen en we dezelfde soort woorden gebruiken vanuit eenzelfde begrippenkader, kunnen ze mij hun gevoelens over verlies van een sociale structuur vaak gemakkelijk uitleggen.
Via een groot bedrijf werd me in Burundi om consultatie gevraagd voor een Franse vrouw. Geen probleem, als ik maar met haar alleen kon spreken en niet, à la Burundaise, met de hele groep bekenden eromheen. E. was een slanke vrouw van 27 jaar in een veel te klein jurkje, dat oogde als een kind. Geboren in Frankrijk, langdurig opgeleid in Duitsland, ambitieus, op stafniveau werkend in de diplomatieke sector. Ze verdiende goed, was hier net over de helft van haar vijfjarig contract en deed haar werk goed. Te goed. Dat merkte ze toen ze een nieuwe baas kreeg, die haar minder in bescherming nam dan zijn voorganger en geld besteedde aan projecten die volgens haar niet zinvol waren, of er onbetrouwbare mensen voor inhuurde. E. kon daar niet mee omgaan en was overwerkt geraakt; ze was toch al perfectionist. Ze huilde nu veel en was 24 uur per dag met haar werk bezig, sliep slecht en had soms paniekaanvallen.
Bij doorvragen bleek het slechte slapen mee te vallen: zes à zeven uur per nacht. Na verder uitvragen werd me duidelijk dat ze geen medicatie nodig had, maar inzicht en dat ze dat ook aankon. We spraken over haar leven: haar biologische vader nooit gekend; haar moeder die niet doorhad dat ze anorexia had. Dat ze haar vader niet kende was eigenlijk het grootste probleem in haar leven, merkte ze op. Ze had geen vaste relatie maar wel twee honden, terwijl ze eerder nooit iets met honden had. We praatten over haar toekomst. Daar had ze nog nooit over nagedacht. We praatten over hechting, vroeger en nu. Over het vertrek van haar baas. Ik gaf haar tips hoe ze kon omgaan met de nieuwe situatie, hoe ze ‘nee’ kon leren zeggen op het werk en hoe zich te leren hechten en te gaan accepteren.
Mensen met posttraumatische stress noemen hun ziekte wel eens een morele verwonding, en dat is het ook. Een hechtingsprobleem kan je ook een morele beschadiging noemen, maar het trauma dat hieraan ten grondslag ligt is van een andere aard en heeft zijn oorsprong in een vroege levensfase. Maar toen E. meer inzicht kreeg in haar emotionele structuur legde zij een verband tussen haar probleem en de genocide in Burundi in 1993, omdat zij het gemis van haar vader als een trauma zag. Zij vroeg zich af hoe Burundezen met hun grote trauma’s omgaan. Ik legde haar uit dat de cultuur hier er een is van zwijgen en zelfbeheersing, al honderden jaren. Uit lijfsbehoud. Mwaramutse als ochtendgroet betekent niet voor niets ‘leef je nog’. Geliefden verliezen door honger of ziekte kwam en komt zoveel voor dat Burundezen een natuurlijke beleving van hun verdriet in de openbaarheid onderdrukken. En het werd ook niet geaccepteerd om openlijk te rouwen na de genocide, uit angst dat ‘het’ weer zou beginnen. ‘Vergeten’ is dan misschien heilzamer dan herinneren, maar dit zei ik niet tegen E.; zij moest juist ontdekken wat hechting is.
Natuurlijk vergeten de Burundezen niet. In hun interactie is desondanks de genocide zelden nog onderwerp van gesprek om bovengenoemde reden. En als het er wel over gaat, noemen zij het ‘de oorlog’. Hechten doen zij sterk. Na een overlijden in de actuele tijd wordt er juist heel nadrukkelijk en in gezamenlijkheid ceremonieel gerouwd en jaren later ook herdacht. Een dergelijke herdenking beschreef ik op 10 april van dit jaar, maar ik heb ook rouwceremonies en herdenkingen meegemaakt die een wat chiquer karakter hadden, waarbij na het begraven iedereen geacht werd de handen te wassen om samen met de achtergebleven familie een nieuwe tijd in te gaan. De nabestaanden krijgen veel aandacht, empathie en eten. Eten schenken is de beste aandacht; samen eten is de hoogste vorm van samenzijn. Burundezen zijn trouw in hun hechting aan elkaar. Mijn Burundese vrienden zeggen nooit tegen elkaar of tegen mij: ‘Kom eens langs’. Zij zeggen altijd: ‘Kom eens naar huis’.
De hechting tussen ouders en kinderen is heel sterk en het zal dus een opgave zijn om na een overlijden van een ouder of een kind niet aan het verdriet ten onder te gaan. Dat lukt de meeste mensen juist door de steun van anderen om hen heen.
In de stad zorgen ouders nadrukkelijk voor de ontwikkeling van hun kinderen en beschermen ze. Op de heuvels lijken kinderen meer aan hun lot te worden overgelaten. Lijken, want het enige dat wij denken is dat die kinderen ver van huis onder een auto kunnen komen, zomaar ineens, omdat niemand op ze let. Maar het is onze westerse projectie dat we denken dat de ouderlijke zorg tekortschiet. Eerst hebben die kinderen jarenlang bij hun moeder op de rug gezeten en zijn ze altijd bij haar geweest. Dat is letterlijke hechting, een basis voor het leven. Die moeders kunnen niet meteen anticiperen op nieuwe gevaren, zoals loeihard rijdende auto’s, drie in een uur, op een paar kilometer van hun hutje. Je houdt die kinderen niet thuis met Nintendo op een heuvel zonder stroom en zonder elektronica of ander speelgoed. Die kinderen gaan de mooie heuvels over en keren ’s avonds weer terug naar het rieten hutje. Het beste dat die kinderen in onze ogen kan overkomen, is dat ze later naar de stad mogen – hun eerste reis – om te gaan leren. Een enkeling is zo gelukkig. In de schoolvakanties keren die gelukkigen met plezier terug naar hun heuvel en wonen dan als grote zoon of dochter samen met hun familie in het piepkleine hutje tussen de vijf of zes andere families, hun geiten en de bananenbomen. Eenmaal weer terug in de stad dragen ze de familie in hun gemoed en later zullen ze volgens de traditie voor hun familie moeten zorgen. Dat ervaren zij als een eer.
- Amy Besamusca–Ekelschot