Katinka Dirken
Werken als huisarts na een beroerte: het kan echt
in samenwerking met Hans Grundmeijer *
Het leven was mooi, vol en goed georganiseerd. Ik had een lieve man, 4 meiden van 15, 18 en een tweeling van 21 jaar oud. Ik werkte met veel plezier als huisarts in loondienst bij de Zorggroep Almere in gezondheidscentrum Castrovalva. Ik was daar ook medisch manager. Ondertussen deed ik een promotieonderzoek bij Toine Lagro met als onderwerp “vrouwen met jicht”. Ik deed veel, achteraf te veel.
Eind december 2007 kreeg ik een heftige migraine aanval die 2 weken duurde. Ik had ooit tijdens mijn puberteit last van migraine gehad, sindsdien nooit meer. Ik vond het raar. Ik ben naar de neuroloog geweest via mijn huisarts. Die constateerde geen afwijkingen. Ik vierde begin januari met dierbare vrienden mijn 50e verjaardag. De onrust over de hoofdpijn bleef op de achtergrond aanwezig.
Op vrijdag 25 april 2008 kreeg ik plots last van een volledige afasie. Ik was in overleg met de huisartsen- stafvoorzitter van de zorggroep. Ik maakte haar met gebaren duidelijk dat ik niet meer kon praten. Zij zei: laat maar, ik praat wel. Bizar achteraf. Heb mijn collega’s geconsulteerd en er is overleg geweest met de neuroloog van het Flevoziekenhuis. Het leek erg op migraine. Hij zei: “Kom maar langs na de vakantie op 11 mei”. Vanaf dat moment bleef ik moeite hebben om op woorden te komen.
Op woensdag Koninginnedag 30 april 2008 kreeg ik een heftige aanval. Ik kon niet praten en mijn hele linker gezichtshelft, arm en been viel uit. Ik kon nauwelijks lopen, raakte in paniek.
Op de eerste hulp direct een scan. Het was een CVA. Na verder onderzoek een angiografie, bleek het een deformatie in de cirkel van Willis, die normaal rondloopt, maar bij mij aangeboren hoefijzervormig was, waardoor een alternatieve doorbloeding niet mogelijk is. Ik kreeg carbasalaat en dipyridamol. De tijd zou de rest doen.
Ik had het bij patiënten ook gezien, maar het drong allemaal niet tot me door, of ik liet het niet tot mij doordringen. Een fantastisch defensiemechanisme, dat mijn dagen dragelijk maakte. Ik vertoonde geen enkele emotie. Ik lag vrolijk in bed in het ziekenhuis te borduren. Ik negeerde mijn facialis parese en mijn depersonalisatie gevoelens. De hoofdpijn was weg.
Na een maand waren deze verschijnselen wat minder geworden en ik kreeg as usual een intake bij de revalidatiearts. Deze constateerde weinig kracht in mijn rechter hand en been. Dit was voor mij een totale verrassing. Daarbij bleek ik niet te kunnen schrijven. Ik kon nog wel borduren. Ook dat drong helemaal niet tot me door. Bij het onderzoek door een psycholoog bleek ik cognitief normaal, tot grote opluchting van vooral mijn arme man. Ik had geen idee van de stress, dat hij moet hebben gehad in die tijd. Gelukkig viel die periode samen met zijn drie maanden sabbatical. Een dochter slaagde voor haar HAVO eindexamen. Normaal vind je dat spannend. Ik was me er nauwelijks van bewust. Toen kwam de logopedie. Ik bleek een afasie te hebben. Ik herkende een ladder, maar wist de naam niet. Dat vond ik vreselijk irritant. Maar ook de afasie werd, post aut propter, minder.
De praktijk werd overgenomen door een waarnemer. Bij de zorggroep Almere is dat gelukkig zeer soepel geregeld. Ik ging bij de revalidatie als een dolle sporten. Ik moest en zou daar op de fiets naar toe gaan. Ik had er de smoor in als ik me en af en toe moest laten brengen door familie en vrienden. Zes maanden mocht ik geen autorijden. Geen nood, ik was al een trein liefhebber.
8 september 2008 zou ik op een ander centrum beginnen met werken, therapeutisch. In oktober bleek dat ik geen manager zou kunnen blijven. Dat was even slikken. Waarom hadden mijn collega’s dat feit niet eerder verteld? Achteraf begrijp ik dat wel. Toen was ik woedend. Waarom durfde niemand dat mij rechtstreeks te vertellen? Mijn collega‘s hebben mij uit eindelijk uitstekend begeleid. Mijn nieuwe manager was bang dat ik te hard van stapel zou lopen. Zij was mijn rem, vreselijk frustrerend voor mij. De Arbo-arts heeft mij reuze goed begeleid, hem ben ik zeer dankbaar. De Arbo-arts is in deze situatie erg belangrijk. Net als de steun van Bert Groot Roessink, directeur bij de zorggroep, die mij altijd gesteund heeft. De Mexicaanse griepperiode was net iets te heftig voor mij, een klein fall back momentje. De angst zat er bij mijn collega’s goed in, hoe lang gaat het goed?, moet ze niet minder hard proberen om terug te komen?
In juli 2011 ben ik pas volledig arbeidsgeschikt geworden. Drie lange jaren van hard werken, anders dan voorheen, maar toch! In september 2011 werd ik huisartsenopleider. Wat een feest. Eindelijk!
Hoe gaat het nu?
Ik merk, dat ik na vier patiënten moe word, waardoor mijn afasie de kop opsteekt. Dus pas ik mijn spreekuur aan. Het eerste uur zie ik vier patiënten en dan houd ik 20 minuten pauze. Dan zie ik weer vier patiënten en dan is er de koffiebreak. Daarna heb ik een leergesprek met de aios, die ik al sinds 2011 begeleid. Ik merk dat ik dat heerlijk vind, zo een-op-een praten. Het geeft duidelijk minder stress; de aios weet van mijn handicap. Dan doe ik de spoedconsulten tussen 11:30 en 12:00 uur. De twee uur tussen de middag besteed ik aan visites, aan telefoontjes en aan overleg. ‘s Middags zie ik in twee blokken twee maal vijf patiënten met een half uur pauze er tussendoor. Om vijf uur ’s middags is er de overdracht. Daarna sluit ik alle openstaande dossiers af waarin ik steekwoorden heb getypt. Ik werk nu drie dagen per week. Ik ga op maandag, woensdag en vrijdag om 7:00 uur van huis en ben rond half 8 's avonds thuis. Dan heb ik genoeg gepraat voor die dag. Dinsdag en donderdag mag ik bijkomen. Ik herstel vrij snel gelukkig. Op de werkdagen spreek ik ’s avonds niets af. Helaas, de koek is op. Diensten doe ik op dinsdag, donderdag of in het weekend.
Ik ben nu een van de zeldzame vrouwen die niet meer kan multitasken. Praten én typen lukt me niet meer. Ik leg het mijn patiënten uit, als zij een brief aan mij vragen ter plekke. Normaal doe ik het typewerk na het consult. Mijn handschrift, microhandschrift, onleesbaar. Vroeger had ik zo’n mooi handschrift. Consulten, recepten en verwijsbrieven gaan gelukkig via de computer. Met typen moet ik opletten. Mijn rechter hand is een fractie later dan links. Af en toe loopt de HIS computer vast. Dat is hopeloos en dan kan ik beter naar huis gaan. De patiënt herken ik wel, maar van zijn voorgeschiedenis weet ik helemaal niets meer. Geen naam, geen gebeurtenis, helemaal niks.
Mijn afasie is natuurlijk lastig. Zelfs het klein beetje stress bij een presentatie op het FTO doet mij soms met de mond vol tanden staan. Met name het discussiegedeelte geeft stress. Vooral het snel reageren op een onverwachte opmerking. Dat valt niet mee. Mijn collega’s zijn mijn denken gewend en vatten mijn opmerkingen op een begrijpelijke manier samen. Gelukkig maar.
Het begeleiden van een arts in opleiding is voor mij een zegen. Het scheelt mij veel werk. Ik ben veel relaxter, omdat we elkaar kunnen helpen. Bij het introductiegesprek vertel ik hen mijn handicap en leg ze uit wat het voor hen betekent. Ik zal ze er af en toe bij moeten roepen om mij te steunen. Is iemand vrij agressief, emotioneel of begrijpt hij mij niet, dan vraag ik hen om assistentie. Zij verwoorden het net anders en ik krijg tijd om afstand te nemen. Zij vullen het aan of corrigeren mij. Daarnaast geeft het leergesprek van half 11 tot half 12 een rustpauze in mijn spreekuur.
In 2014 heb ik orthopedische schoenen laten maken. Dat was het laatste wat ik nog moest doen. Ik had pijn in mijn voetzool vanwege een doorgezakte voorvoet en een overbelaste achillespees door mijn spierzwakte rechts. Dat gaat nu veel beter. Ik ben veel rustiger geworden. Ik pas mindfulness veel toe. Iedereen vindt dat wel heel prettig, gewend als ze waren aan mijn premorbide felheid. Maar ik mis die felheid af en toe wel. Tijdens een discussie tussen collega’s sta ik te kijken, alsof ik wil inspringen bij touwtje springen. Dat lukt me slecht; tussen denken en praten zitten te veel stappen en dan is het moment voor een snedige opmerking mijnerzijds alweer voorbij.
Ik kan weer zeilen, wandelen en golfen. Maar ik kan niet praten tijdens deze activiteiten, anders val ik! Mijn broer en zussen kennen mij als een verlegen meisje en vinden mij niet veel veranderd.
Mijn studentenvrienden kennen een ander persoon. Dat was wel even wennen voor ze.
Niek de Wit kwam ik tegen op de interstavendag van de huisartsenopleiding. Hij bracht me op het idee. Schrijf een artikel over waarom jij toch huisarts kunt zijn na een beroerte. Hans Grundmeijer had mij benaderd voor een baan bij het AMC. Dat ging helaas niet door. Ik kwam hem tegen op het NHG congres. Hij heeft me geholpen bij het schrijven van dit artikel.
Patiënten waren blij toen ik terug kwam. Geen vragen over wat er gebeurd was daarvoor. Gingen gewoon over op de orde van de dag. Ik heb enkele patiënten verteld dat ik een beroerte had gehad. Zij schrokken zo heftig, voelden zich aanstellers met hun eigen kleine problemen. Ik ben er snel mee opgehouden. Nu is het voordeel dat ik werk in Almere en woon in Bussum/Amsterdam, ver van de praktijk. Heel zelden heb ik open gedeeld. Zoals bij mensen, die klagen over de bijwerkingen van statines. Ik vertel dan dat ik hetzelfde heb, maar de voordelen groter zijn dan de nadelen. Daarom slik die pillen. Dat helpt wel, haha. Kleine chirurgische ingreepjes lukken me niet meer, dat kan ik overlaten aan mijn collega’s.
Ik ben redelijk gelukkig. Heb toch wel wat in moeten leveren. Ik had me verheugd op de tijd dat de kinderen uit huis waren, 100 % werken, gepromoveerd, basis opleiding AMC, docent op de huisartsenopleiding, of dromen van hoofd huisartsenopleiding. Het is niet gelukt. Vooral mijn dochter Simone, geneeskunde Student op het AMC was reuze trots op mij. Helaas.
Ben ik trots op mij zelf? Eigenlijk niet.
Ik heb mijn best gedaan te pakken wat ik pakken kan. Ik ben zwak, moe, en “emotioneel incontinent”. Mijn tranen zitten hoog. Euthanasie doe ik niet meer. Het combineren van dingen lukt niet. Daarvoor ben ik te snel moe, ik slaap veel. Maar zoals een aios tegen mij zei: Jij hebt de kracht van kwetsbaarheid. Jij huilt en zegt toch wat jij te zeggen hebt. Dat is een groot goed!
* Hans Grundmeijer werkte meer dan 30 jaar als huisarts in gezondheidscentrum Diemen Zuid en ruim 25 jaar bij de afdeling huisartsgeneeskunde van het MC; hij was lange tijd actief in het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG). Hij overleed vrij kort na zijn pensionering in 2016